Deze informatie is een uittreksel uit het multimedia-pakket "Natuurlijk Bekappen".
Het belangrijkste uitgangspunt bij onze bekapping is dat de hoefwand gelijk wordt gemaakt aan de zool. Bij veel paarden heeft de zool een ietwat gewelfde vorm, en het lijkt dus voor de hand liggend om ook de onderkant van de hoefwand deze gebogen vorm te geven, de zogenaamde kwartierboogjes. Deze vorm is echter afwijkend van wat we hier bij onze gedomesticeerde paarden zien, en roept daarom bij sommigen enige weerstand op. Nu is deze afwijkende vorm niet het enige dat je op hoefnatuurlijk tegenkomt dat eh, een beetje anders is dan we tot dusver gewend waren. Geen reden dus om bij voorbaat de kwartierboogjes af te wijzen.
Op hoefnatuurlijk is het een goed gebruik dat we eerst eens rondkijken in de natuur voordat we een mening vormen over wat "gewoon" is. Als je dat doet zie je dat er eigenlijk geen dieren zijn die voeten, hoeven of andere steunpunten hebben die aan de onderkant volkomen plat zijn. Ook je eigen voeten zijn - als het goed is - van onderen niet plat. Er zijn voor de natuur goede redenen om voor een gewelfde vorm te kiezen: Een gewelfde vorm is steviger en biedt een betere en stabielere grip op de ondergrond dan een platte vorm. Wanneer je bij wilde paarden kijkt zie dat veel hoeven inderdaad een gewelfde vorm hebben.
Waarom we gewend zijn om hoeven een platte onderkant te geven? Hoogstwaarschijnlijk is dit gebruik ontstaan toen men de hoeven ging beslaan. Het is immers al ingewikkeld genoeg om een hoefijzer in twee dimensies passend te maken, en als je ook nog rekening moet houden met een kromming in een derde dimensie dan wordt het wel een erg lastige klus. Plat dus, die hoeven, en al snel wist men niet beter. Totdat er de laatste decennia eindelijk eens werd gekeken naar wilde en verwilderde paarden natuurlijk...
Maakt het eigenlijk wel wat uit of de hoefwand plat of gewelfd is? Jazeker! De argumenten om géén kwartierboogjes toe te passen zijn naar ons idee niet goed onderbouwd, argumenten om wé kwartierboogjes toe te passen hebben we volop:
- Uniformiteit van de hoefwand
- De hoefwand past zich voortdurend aan. Waar teveel slijtage is zal de hoefwand dikker worden en sneller gaan groeien, waar te weinig slijtage is zal de hoefwand dunner en brosser weefsel gaan aanmaken. Wanneer de vorm van de zool enigzins gewelfd is betekent dit, bij een platte bekapping, dat de hoefwand in de kwartieren eigenlijk permanent te lang gelaten wordt. De hoefwand reageert hierop door dunner en brosser weefsel te maken, wat resulteert in scheuren en brokkels in de kwartieren. Inderdaad zijn de kwartieren bij de meeste paarden de plek waar als eerste scheuren en brokkels ontstaan, en dit komt omdat de hoefwand in de kwartieren relatief het langst is. Na een consequente toepassing van kwartierboogjes blijkt de hoefwand in de kwartieren na verloop van tijd steviger te worden en de scheuren en brokkels te verdwijnen. De hoefwand hoort rondom overal even dik te zijn, en dit is precies wat je krijgt na het consequent toepassen van kwartierboogjes.
- Ondergeschoven hielen
- Wanneer de hoefwand in de kwartieren teveel bodemdruk krijgt zal de kroonrand ietwat worden opgeduwd en een meer gebogen vorm krijgen. Daardoor zullen de hielen schuiner naar voren gaan groeien wat de vorming van ondergeschoven hielen sterk bevordert. Het toepassen van kwartierboogjes daarentegen is een krachtig middel om reeds ondergeschoven hielen weer in een goede positie te krijgen.
- Stevigheid van de hoef
- Een hoefwand die ergens uitsteekt is bijzonder kwetsbaar. Als de zool van de hoef een gewelfde vorm heeft dan zal na het toepassen van een platte bekapping de hoefwand bij de kwartieren boven de zool uitsteken en bijzonder kwetsbaar zijn. Dit leidt in de praktijk vaak tot brokkels en scheuren ter hoogte van de kwartieren.
- Herstel van de witte lijn
- Bij veel paarden zie je dat de witte lijn in de kwartieren zwak is. Er is vaak een gat ontstaan, en/of een duidelijk zichtbare "flare"; een verticale holling van de hoefwand. Vaak is dit het gevolg van een te lange hoefwand in de kwartieren. De beste kans om de witte lijn weer stevig te krijgen bied je door de hoefwand op de plaats van de flare te ontlasten. Dit ontlasten doe je door de hoefwand ter plaatse wat korter te houden. Je krijgt dan automatisch kwartierboogjes, en in de regel zal de witte lijn hierdoor snel verbeteren.
- Grip
- Een gebogen vorm van de hoefwand heeft meer grip op de ondergrond, ook op een vlakke bodem. Een hoef met kalkoenen kun je als een hoef met extreme kwartierboogjes beschouwen, en we weten allemaal dat dit de grip sterk bevordert.
- Hoefmechanisme
- Kwartierboogjes bevorderen het hoefmechanisme. De hoefwand kan dan bij de kwartieren met minder weerstand buigen. Bovendien dragen kwartierboogjes bij tot het zogenaamde "openen van de hoef". Omgekeerd dragen te lange kwartieren bij tot contractie. Zoals Pete Ramey in zijn boek "Making Natural Hoof Care Work For You" zegt: "Never leave the quarters higher than the plane between te heel and toe. This would contract the hoof like wildfire and would be extremely unnatural".
Al met al voor ons genoeg redenen om kwartierboogjes toe te passen wanneer de vorm van de zool en/of de conditie van de hoeven daar aanleiding toe geven. En daarmee bevinden we ons in goed gezelschap: Praktisch alle vooraanstaande natuurlijk bekappers zijn overtuigd van het nut van kwartierboogjes en passen ze veelvuldig toe, al hebben de verschillende bekappingsstromingen vaak wel een eigen naam voor deze kwartierboogjes bedacht.
Wanneer worden kwartierboogjes toegepast?
Een van de belangrijkste uitgangspunten van het natuurlijk bekappen is dat we "de zool volgen". Dat is aan de ene kant een pleidooi om kwartierboogjes aan te brengen bij hoeven die een gebogen zool hebben, maar tegelijkertijd een krachtig argument om géén kwartierboogjes toe te passen bij paarden die (nog) een platte zool hebben.
Inderdaad, het woordje "nog" suggereert dat paarden na enige tijd een gebogen zool kunnen ontwikkelen, en dat is inderdaad wat wij en andere natuurlijk bekappers vaak zien. Uiteraard volgen we de ontwikkeling van de hoef en beginnen we kwartierboogjes alsnog toe te passen zodra de zool daar ruimte voor geeft. Ontwikkelt de zool geen gewelfde vorm? Geen probleem, ook in de natuur zijn er paarden die een zool hebben zonder kromming in de lengterichting. We brengen in dat geval, als ook de witte lijn goed is, géén kwartierboogjes aan.
Het aanbrengen van kwartierboogjes is een eenvoudige procedure: We raspen de hoef eerst vlak aan de onderkant tot we bij de hielen en toon de zool net niet raken, en nadat we hebben gecontroleerd dat de hoef recht is brengen we als laatste de kwartierboogjes aan. We doen dat met de hoefmesjes en volgen in de kwartieren de vorm van de zool.
Wanneer de witte lijn in de kwartieren verdwenen is passen we óók kwartierboogjes toe, ongeacht de vorm van de zool, maar maken we de kwartierboogjes uitsluitend in de hoefwand en niet in de zool. We kunnen dat gemakkelijk doen omdat de binding tussen hoefwand en zool verdwenen is, daar zat immers een gat in de witte lijn.
De beschreven procedure is slechts een summiere en zeer globale beschrijving om je een idee te geven hoe de kwartierboogjes worden aangebracht. Een meer uitgebreide beschrijving vind je in het multimedia-pakket "Natuurlijk Bekappen". |