Christel Provaas schreef op vrijdag 4 november 2011, 23:35:
> Ik begrijp het ook nog steeds niet. Net zo min als dat ik begrijp dat je
> de Ć¼berboterbloem aan het kweken bent als je de bodemsamenstelling minder
> geschikt voor hem maakt.
Grrrr! Waarom kan ik het niet goed genoeg uitleggen? Het is in wezen zo simpel!
We hebben er hier eens over zitten filosoferen en het zou kunnen dat het een visualisatieprobleem is: Grote aantallen, trenten over langere periodes, de meeste mensen hebben daar moeite mee.
Laten we het eens aanschouwelijker maken. Alledaagse kost. En laten we er stapje voor stapje doorheen lopen, misschien komen we er dan achter waar het probleem zit.
1) We hebben een paardenpopulatie. Donkere paarden, lichtere paarden, grotere paarden, kleinere paarden. Geschikte omgeving, alle paarden blijven leven en krijgen nakomelingen: donkere paarden, lichtere paarden, grotere paarden, kleinere paarden.
In principe kun je hiermee eindig doorgaan, en blijf je altijd een mengelmoesje aan paarden houden. Donkere paarden, lichtere paarden, grotere paarden, kleinere paarden.
2) Nu wordt het biotoop door een of andere oorzaak minder geschikt voor paarden. Er is te weinig voedsel. Alle paarden beginnen met grazen tot het gras op is. Er staan ook nog bomen. Veel bomen. Er zijn takken met sappige blaadjes, genoeg voor iedereen. De grote paarden kunnen bij de takken, de kleine paarden helaas niet.
De kleine paarden redden het niet, de grote paarden overleven en planten zich voort.
3) De kleinere paarden zijn dood, de grotere paarden hebben het overleefd. Grotere paarden krijgen vaker nakomelingen die groot zijn, maar soms ook kleine nakomelingen.
Maar er is nu al een verschuiving opgetreden: de kudde bestaat uit voornamelijk grote paarden.
4) Er komt weer een hongerwinter. De kleine paarden gaan weer als eerste dood, de grote paarden hebben weer als voordeel dat ze takken kunnen eten. Na de winter zijn er alleen nog maar grote paarden over. Die krijgen weer nakomelingen die uit voornamelijk grote paarden bestaan.
Iemand die niet inziet dat de aanvankelijke gemengde samenstelling van de kudde langzaam maar zeker verandert naar een samenstelling van voornamelijk grote paarden? (Indien niet, bij welk nummer raak je het spoor kwijt?)
Wat hier is gebeurd is dat de aanvankelijk ideale biotoop voor de paarden minder ideaal werd. Hierdoor wordt er een selectiedruk opgelegd, in dit geval voor grote paarden. Aanvankelijk maakte het geen verschil of je als paard groot of klein was, maar nu ineens wel. Dus hou je na verloop van tijd alleen nog maar grote paarden over. De populatie is nu weer even groot geworden, maar bestaat uit alleen maar grote paarden. Omdat die allemaal bij de takken kunnen is er eten genoeg voor iedereen.
5) Je kan nu dus zeggen dat de paardenpopulatie zich heeft aangepast aan de veranderende omgeving.
Er was trouwens geen selectiedruk op kleur, dus je hebt nu nog steeds lichtere en donkere paarden.
Nou wordt het biotoop ineens weer wat minder geschikt: Er komen roofdieren die 's nachts veulens roven. De lichte veulens zijn prima zichtbaar in het donker, dus die worden opgegeten. De donkere veulens zijn niet zichtbaar en worden niet opgegeten. Alleen de donkere veulens groeien op en krijgen nakomelingen. Donkere paarden krijgen ook vaker donkere veulens. Na een tijdje bestaat de populatie dan ook alleen nog maar uit donkere paarden. Met andere woorden: de soort heeft zich aangepast aan de veranderde omgeving.
Al deze selectie zou nooit hebben plaatsgevonden als alle exemplaren vrolijk konden doorleven. De selectie had ook nooit plaatsgevonden als ALLE paarden dood van de hongere waren gegaan, of ALLE paarden waren opgegeten door roofdieren.
Maar als de situatie zodanig verslechtert dat slechts een deel blijft leven, dan ben je met een selectie bezig.
Hetzelfde principe geldt voor boterbloemen en endoparasieten. Zodra de leefomgeving minder ideaal wordt leg je selectiedruk op. De wormen die het beste tegen giftige kruiden kunnen blijven leven, de boterbloemen die het beste tegen een hogere pH kunnen blijven leven. Je schept hiermee de voorwaarden die nodig zijn voor de soort om zich te kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden.
Is het zo begrijpelijker?
In ziekenhuizen leggen ze met veel antibiotica selectiedruk op, dus daar ontstaan dan ook de bacterieen die beter bestand zijn tegen allerlei soorten gif. Die "superbacterie" zou nooi ontstaan als er geen selectiedruk werd uigeoefend, maw als gewoon alle bacterieen vrolijk hadden kunnen blijven leven.
(Je kweekt overigens geen uberboterbloemen, maar gewoon boterbloemen die wat beter bestand zijn tegen een hogere pH. Want alleen DIE boterbloemen mogen zich voortplanten, de anderen gaan dood).
Frans