Verklaring voor het trage onderzoek naar het verband.
Hoewel er al in 1898 werd geschreven over de aanwezigheid van endofytische schimmels in lolium zaden (Vogl 1898, geciteerd door Hesse 2002 en Hoveland 2005) duurde het vanwege geldgebrek, pech en menselijke inschattingsfouten nog heel lang voordat er een duidelijk verband werd aangetoond tussen deze schimmels en vergiftiging van weidedieren (Hoveland 2005). Alleen dankzij de grote volharding van sommige mensen, ten dele dwars tegen de bevelen in van superieuren die de zaak niet de moeite waard vonden, kwam er uiteindelijk een doorbraak tot stand (zie Hoveland 2005: The tall Fescue On-line Book). Afegzien daarvan wilden vele wetenschappers die hard in een andere richting hadden gezocht deze (te) eenvoudige oplossing aanvankelijk niet accepteren. Pas in de jaren ’70 kon het raadsel opgelost worden: men had te maken met goftige endofyten. Maar tot in de jaren ’80 van de afgelopen eeuw realiseerde men zich niet dat er een verband bestond met het telen van resistentie grassen. Pas in de jaren ’90 nadat men endofyten-vrije grassen begon te telen om ernstige vergiftigingen van weidendieren te vermijden (Reed 1999A,B, Seed & Feed 2000), nleek dat niet de grassen op zich resistent waren, maar dat de symbiose ,et de schimmel de resistentie teweegbracht..
Hoveland (2005) schrijft het volgende over de achtergronden van het onderozek naar de samenhang tussen de vergiftiging van dieren en endofytische giffen:
“J.K, underwood and co-workers in Tennessee noted with great insight that the animal signs were similar to those of engotism but they eliminated this possibility because there weren o ergot sclerotia (Claviceps purpurea) in tall fesceu seedheads (unpublished, 1954). Surprisingly, this clue was not followed up, perhaps because such unfavourable news might hinder sales of tall fescue seed grown by some producers (personal communication, H. A. Fribourg, as related to him by the late J.B. McLaren). Instead, research was concentrated on external plant fungi, plant alkaloids, toxins produced in the rumen, and anions during the 1950s-1970s (bush et al., 1979).’
Tijdschrift: “De Hoef”
nr 137