LES 3 - MOEILIJK ! ZUCHT !
vorige les zagen we de knopjesbalk, de dubbele knopjesbalk eigenlijk
als voorstelling van de genen-string waarvan telkens 1 knopje van papa
en 1 knopje van mama om dezelfde eigenschap aan of af te zetten.
Maar eigenlijk is het iets ingewikkelder !
iedereen heeft al van chromosomen gehoord als drager van de erfelijke eigenschappen.
Chromosomen komen altijd voor (in een lichaamscel) in paren.
Zo heeft een mens 23 chromosomenparen en dus 46 chromosomen
een paard heeft bv 32 chromosomenparen en dus 64 chromosomen.
Bij de celdeling naar eicellenof zaadcellen gaan deze chromosomenpaartjes echter uiteen
dus een eicel en een zaadcel hebben elk 23 enkele chromosomen bij een mens
of 32 enkele chromosomen bij een paard.
Na de samensmelting heeft de nieuwe cel dan inderdaad weer 2 x 23 (mens)
of 2 x 32 (paard) chromosomen die netjes weer tegenover gaan staan
en vervolgens ineenstrengelen om een nieuw paartje te vormen.
Elke chromosoom of knopjesbalk staat dus tegen een nieuwe knopjesbalk
om zo weer samen de eigenschappen van kind of veulen te bepalen.
Duidelijk dus dat elke nakomeling altijd een kombinatie is van 50% kenmerken van papa
en 50% kenmerken van mama
Dominantie/recessiefheid van die kenmerken (knopjes) bepaalt echter
wiens kenmerken, van pa of ma dus, effektief zichtbaar worden (= fenotypisch).
Helder ?
Nu is zo'n chromosoompje niet echt een knopjesbalk natuurlijk, dat zou te mooi zijn,
eigenlijk bestaat dat chromosoom eigenlijk uit DNA
en dat is dan weer een rijgsnoer van nucleotiden die elk met een brugje verbonden zijn
met het overeenkomstig nucleotide van het ander deel van het chromosomenpaar.
Nu zijn al die nucleotiden-met-brugjes op een specifieke manier aaneengeregen
dwz dat 1 of een aantal aansluitende nucleotiden-met-brugje een 'sequentie' vormen,
die sequentie bevat een unieke genetische code
1 of meerdere codes of dus 1 of meerdere sequenties vormen een gen,
waarbij een gen dus gewoon een stukje DNA-streng is dat instaat voor het bepalen van een fysieke eigenschap.
De plaats waar een gen zich op het chromosoom bevindt noemt men een "locus"
(betekent gewoon 'plaats' hoor in't latijn, zo makkelijk is't)
door die locus te bepalen kan men genetische vergelijkingen gaan maken
en proberen uit te vissen welk gen op welke locus 'waarvoor' verantwoordelijk is
de 'locus' is dus het adres van het 'gen'
Elk gen bestaat dus uit minime stukjes DNA die met 1 of meer brugjes verbonden zijn
met hun overeenstemmend stukje DNA op het gekoppelde chromosoom van het chromosomenpaar,
die stukjes kunnen identiek zijn of juist verschillend
zoals we zagen bij een zwart paard : de stukjes kunnen gelijk zijn dus aangduid als EE
of juist ongelijk als Ee
Die beide stukjes worden dan ook allel genoemd, allellen zijn dus de benamingen
van de 2 stukjes gekoppeld DNA op de 2 chromosomen van het chromosomenpaar
EE zijn dus 2 dezelfde allellen E
Ee zijn dus 2 verschillende allellen E(zwart pigment aan) en e (zwart pigment uit)
Nog mee ?
dan is het waarschijnlijk ook duidelijk dat bij de geslachtelijke celdeling
waarbij de chromosomenparen ontstrengelen en zich dus splitsen
dat daarbij fouten kunnen optreden, stukjes DNA breken af, blijven kleven,
en de genetische code klopt niet meer
dan krijg je een genetische afwijking waarbij de fout zo groot kan zijn dat
het voortspruitsel niet meer levensvatbaar is
of die kan zo klein zijn dat de eigenschap gewoon iets gewijzigd wordt
en net dit wijzigen van eigenschappen ligt aan de basis van "evolutie"
of ook "devolutie" of degeneratie, het steeds verder verliezen van oorspronkelijke eigenschappen........
OEF ! volgende keer weer makkelijk ....